top of page

Hier vind je de artikelen die in het verleden zijn geplaatst. Van boven naar onder op volgorde van verschijnen:

Robin Haijes
Shoulders of Giants
Nick Pilmeyer
Find Us In Slumberland 
Thomas Pieters 

Geert van Oorschot
Bastaard
The Cavern

     

Shoulders of Giants is een alternatieve, progressieve rockband met als thuisbasis Tilburg. De band neemt de kracht van de rock- en grungebands uit de jaren negentig, voegt daar een flinke dosis lef en een moderne, eigen sound aan toe. Naar eigen zeggen zoeken de bandleden de grenzen op om vervolgens buiten de lijntjes te kunnen kleuren. Toch zijn ze erin geslaagd toegankelijke muziek te maken waarin de nadruk op de melodie en het verhaal blijft liggen. Dat de band in eerste plaats ook een vriendengroep is, is al snel duidelijk. De mannen zijn erg op hun gemak bij elkaar, maken aan de lopende band grappen en droge opmerkingen en er worden worstenbroodjes voor de opnameapparatuur gehouden. Wanneer echter de eerste vraag wordt gesteld, is het meteen stil en gaat iedereen een beetje meer rechtop zitten.

De band heeft inmiddels twee EP’s uitgebracht. De eerste EP ‘Caught in the Middle’ was eigenlijk niet gepland. Volgens bassist Thijs Tervoort pakte het groter en leuker uit dan ze van te voren verwacht hadden. De opnames waren bedoeld als demo, maar bij nader inzien vond de band ze goed genoeg om uit te brengen. Als hij achteraf terugkijkt vindt frontman Mark van Bavel dat ze er misschien iets meer energie in hadden kunnen steken, maar eigenlijk is de hele band het erover eens dat het een goede ervaring is geweest. Drummer Koen Wijnen: “Uiteindelijk hebben we toen wel op het goeie moment veel geleerd over onze eigen liedjes en over hoe we samenwerkten. Zo hebben we daarna een grote sprong kunnen maken die we anders misschien niet gemaakt konden hebben.” Gitarist Daniël Hemmen vertelt dat de band vooral op het gebied van songwriting vooruit is gegaan tussen de twee EP’s in: “Bij de eerste EP was het meer een experiment. Qua muziek is de tweede EP wel echt een ander ding. Het is minder proggy, het zijn wat lompere songs. Qua teksten, die schrijf ik, is het wel hetzelfde boek.”
Ondanks dat de tweede EP ‘Equilibrium’ meer gepland was, was de periode erna volgens de band minder gefocust en minder winstgevend. Koen: “We zien het ook meer als leermoment en dan worden er ook echt wel dingen aangepast. Nu voor het album zijn we heel anders begonnen dan voor die EP.” Voelt de band meer druk nu ze niet zomaar aan het experimenteren zijn, maar aan het schrijven met een doel? Koen: “Ja, maar dat werkt positief. Dat leggen we onszelf ook op.” Daniël vult aan: “Het werkt soms wel verlammend met schrijven. Omdat we ook alles in eigen beheer doen is het soms moeilijk om een balans te vinden. Samen met Koen doe ik de boekingen en daar zit gewoon veel tijd in. Als daar de focus een tijdje op ligt, dan is schrijven eventjes minder.” Koen: “We werken nu super effectief, dat scheelt wel heel veel. Maar inderdaad, als we vanaf nul moeten beginnen in de repetitieruimte, dan kan het wel eens tegenvallen.” Mark voegt toe: “En dan gaan we gewoon de volgende dag weer en dan gaat het beter.” De band repeteert drie keer in de week, dus tijd genoeg om het op te pakken.

Maar waarom maken de bandleden eigenlijk eigen muziek? “Het maken van liedjes met een band waarin iedereen grote invloed heeft vind ik het coolste aan muziek,” vertelt Koen. “Daarom ben ik in bandjes gaan spelen en dan vooral bandjes waar iedereen invloed had. Niet het invullen van een liedje dat al kant-en-klaar was. Het gaat voor mij om de chemie tussen mensen.” Thijs is het hiermee eens: “Het is gewoon kicken om met vier gelijkgezinden aan liedjes te schrijven.” “En dat begint dan met een verhaal van Daniël,” legt Mark uit. “En uiteindelijk wordt het ons verhaal. En om dat dan aan mensen over te brengen, dat is wel heel gaaf.” Tekstschrijver Daniël weet zijn ervaringen dus zo te verwoorden dat het een gemeenschappelijk verhaal wordt: “Ik heb als ik schrijf voor mezelf heel duidelijk een gebeurtenis voor ogen, maar ik probeer het dan op zo’n manier te beschrijven dat het over van alles zou kunnen gaan. Eigenlijk zoom ik uit van de gebeurtenis en probeer ik de sfeer en de emotie daaromheen te beschrijven. Anders zou het alleen voor mezelf toepasbaar zijn, maar nu is het dat ook voor meer mensen. Dus ook Mark kan daar weer zijn uitleg aan geven.” Mark: “We hebben het ook gewoon over waar het bij hem vandaan komt en dan ga ik voor mezelf op zoek naar iets wat daar op lijkt. Dan vertel ik toch mijn verhaal, maar wel met zijn woorden.” Koen vult aan: “Dat geldt inhoudelijk voor de songs ook. Iedereen heeft best veel invloed op de invulling van de liedjes, dus dan is het ook nooit zo dat iemand het idee heeft dat hij een liedje van iemand anders aan het spelen is. Dat is gewoon niet aan de hand, het is altijd van ons allemaal. Ik denk ook dat we qua muzikale achtergrond allemaal dezelfde dingen vet vinden, waardoor het ook werkt. Ik denk dat die teksten anders ook niet zo mooi naar voor zouden komen. Als je van die clashes zou hebben in je speelstijl en daar zou ook nog een tekst overheen moeten die niet helemaal strookt met wat je bandgenoten daar neerleggen, dat zou ook gek zijn. Maar meestal klopt het wel.” Mark: “En als dat niet het geval is passen we gewoon wat aan. We zijn daar heel goed in geworden. Kill your darlings. We hebben echt honderd ideeën voor een liedje en uiteindelijk blijft er maar één over.” “Omdat de zang uiteindelijk toch het belangrijkst is moeten sommige dingen daar gewoon voor wijken,” voegt Daniël nog toe.

Wat opvalt is dat de teksten van de band verre van luchtig zijn. Denken de bandleden dat dit bij het genre hoort? Koen: “Ik denk sowieso dat het een soort inherent is aan elkaar. De muziek is heel eerlijk, je gaat dit niet spelen als je het niet vet vindt en daarom moeten de teksten ook uit jezelf komen. Een popliedje als product is iets heel anders dan wat wij als product naar buiten gooien. Als je een popliedje schrijft puur voor commercie, dan ga je bedenken: Oké, wat verkoopt? Dan wil je een tekst hebben die voor de laagste belevingsgrens al werkt en de muziek moet ook niet al te moeilijk zijn. Dat is bij ons niet aan de hand. Het is meer eerlijkheid dan wat anders geloof ik.” Thijs voegt toe: “Er is ook helemaal geen behoefte om iets vrolijks te maken. Dat klinkt wel heel heftig, maar dat gebeurt gewoon.” Daniel: “Ik zou niet iets luchtigs kunnen maken, maar dat heeft niet zozeer met de muziek te maken, maar meer met hoe ik ben. Als ik naar andere dingen luister, geloof ik heel veel mensen gewoon niet. Daar kan ik heel slecht tegen, als mensen niet oprecht zijn. Als ik nu een tekst zou schrijven over de kindjes in Afrika zou dat super raar zijn. Als ik iemand anders dat zie doen, vertrouw ik dat al snel niet.” Koen: “Het is meer de eerlijkheid, dat je echt iets wilt brengen dat oprecht van jou is. Anders wordt daar zo doorheen geprikt. Het is niet perse een genreding, maar het zit er wel een beetje in.” Thijs: Ik denk ook dat er in dat ‘minder gelukkige’ veel meer ruimte is. Voor eigen interpretatie van de luisteraar, maar ook woordkeuze bijvoorbeeld.” Koen: “De leuke dingen deel je meestal toch meteen met iemand. Dat is ook anders. De dingen waar je mee zit wil je graag ventileren, de leuke dingen zijn al uitgesproken.” “Het is ook oké dat er wel zulke liedjes bestaan, maar niet voor ons,” sluit Mark af.

De band heeft grote plannen voor de toekomst. Er komt een album aan en de lat wordt hoog gelegd. Hoe blijft de band fris en vernieuwend? Koen begint: “We zijn sowieso kritisch als we aan het schrijven zijn. We willen er geen liedjes tussen hebben staan, die gemaakt zijn alleen maar om een liedje te hebben.” Mark: “We blijven onszelf natuurlijk ook ontwikkelen. Muzikaal, maar ook als persoon.” Zijn de mannen niet bang dat de bron van inspiratie ooit opraakt? “Nee!” zeggen ze in koor, behalve Daniël. “Ik wel. Soms heb ik echt zo’n moment en dan lukt iets niet en dan denk ik echt: ik kan niets meer, ik heb alles gegeven wat ik had. Dat slaat ook nergens op, maar dat heb ik af en toe. Daar ben ik best wel bang voor, dat het een keer echt zo is.” Koen: “Maar die garantie heb je nooit. Zelfs de vetste bands brengen af en toe een plaat uit waarvan je denkt: had nog twee jaar gewacht. Maar met zijn vieren aandragen scheelt heel veel. Op een dood punt is er altijd wel iemand die iets voorstelt. Als het dan niet werkt is het ook niet erg, maar je hebt wel al meer input dan wanneer alles uit één persoon moet komen.” Thijs vertelt over de werkwijze van de band: “We zijn ook niet bang om commentaar te hebben op elkaar. Op welk gebied dan ook. In de repetities is het gewoon van ‘joh, hou daar eens mee op’ of ‘speel anders niet’. Als je weet dat jij ook zo’n opmerking terug kan verwachten is er niks aan de hand. We maken ons zelfs zorgen als er niks gezegd wordt van elkaar. Dan denk je: wie is er nu zijn bek aan het houden?”

Shoulders of Giants is een band met een missie. Daniël legt uit: “We vinden dat er te veel bands zijn die niet echt vette dingen doen of dingen doen die al gedaan zijn. Er zijn best wel getalenteerde en originele bands, maar die zijn gewoon niet populair en komen er niet omdat ze hun zaakjes niet op orde hebben. Wij willen het beste van die twee werelden en op die manier de alternatieve rock toegankelijk maken voor een groot publiek.” “Zoals Greenday de punk toegankelijk maakte, willen wij dat voor de alternatieve rock doen,” vult Mark aan. “We hebben als band gewoon als doel om alles naar een hoger level te brengen en daar moeten we een hele dikke investering voor doen. Qua geld, qua tijd, qua energie. En al het geld hebben we er al in gestoken.” Vandaar dat de band een crowdfundingactie start om de kosten van het debuutalbum te kunnen dekken. Koen: “Er zijn super veel crowdfundingprojecten die allemaal ongeveer hetzelfde doen, maar wij willen met alles boven de rest uitsteken. Qua muziek, qua vibe, maar ook door wat terugdoen voor de mensen die ons steunen. Tot nu toe hebben zij ons gebracht waar we nu zijn. Er zijn ook mensen die het echt volgen, die van best wel een eindje weg naar optredens komen. Dat is gewoon tof.” Daniel: “Bij optredens is het ook zo dat meisjes van veertien met ons op de foto willen en daarna komt er een kerel van zestig een cd’tje kopen. We spreken veel mensen aan.” Koen: “Op zich is de markt groot genoeg, maar bandjes die doen wat wij doen gaan of niet ver genoeg of die steken gewoon niet boven de rest uit. Wij hebben wel het idee dat we dat zouden kunnen.” De band spreekt zelfverzekerd over hun missie. Het geld dat ze met de crowdfundingactie ophalen wordt geïnvesteerd in de productie en de marketing van het debuutalbum. Het schijfje waarmee Shoulders of Giants van plan is om écht een impressie te maken.




 






 

 

Met haar felrode haar is Robin Haijes een opvallende verschijning. Ook met haar muziek weet ze de aandacht naar zich toe te trekken. Met haar band Ruins speelt ze stevige rocknummers, solo verwondert ze het publiek met kleinere liedjes. De grunge tegenover haar wat lievere kant. 

 

Robin heeft enige tijd geleden haar EP ‘A Lion Awakes’ uitgebracht. De vergelijking met een leeuw is snel gemaakt, dankzij Robins rode krullen: “Het is natuurlijk mooi metaforisch. Het ‘ontwaken’ zou dan het uitkomen van mijn eerste EP kunnen zijn. Het nummer zelf slaat echter niet op mij, aangezien het een beetje triest eindigt met de leeuw in gevangenschap,” legt Robin uit. Voor de EP werkte ze deels vanuit een concept. Al een tijdje spookte de zin ‘A Lion Awakes’ rond in haar hoofd: “Dat stond voor mij voor het ontwaken en echt iets maken waar ik zelf achter sta. Ik zat er een beetje mee dat ik vaak speelde wat andere mensen mooi vinden en ik wilde graag doen wat ik leuk vind om te doen. Veel nummers die erop staan bestonden al, maar ik heb alleen nummers gebruikt die ik zelf echt heel vet vind. Het is dus eigenlijk een verzameling van mijn beste werk.” Tot nu toe, want Robin is niet van plan stil te gaan zitten na haar debuut EP. In de afgelopen jaren heeft ze zich sterk kunnen ontwikkelen als songwriter en artiest. Het begon allemaal toen ze als dertienjarige gitaar ging spelen. Ze begon in akkoorden te denken en popnummers te spelen. Het schrijven kwam toen eigenlijk vanzelf. “Voor die tijd was ik wel bezig met zelfverzonnen liedjes zingen, maar het waren nog geen concrete songs,” vertelt ze. “Toen ik een paar jaar later op het idee kwam een muziekopleiding te gaan doen, werd het schrijven pas echt serieus. Ik begon op te treden als songwriter en ging schrijven voor de bandjes waarin ik speelde.” Robin is nu studente aan de Rockacademie in Tilburg, maar heeft al een langere geschiedenis in het muziekonderwijs die haar positief gevormd heeft:  “Ik denk dat ik vooral gevormd werd door de smaak van mijn gitaardocenten. Met de ene speelde ik veel popnummers en schreef ik ook in die stijl. Een andere docent luisterde zelf wat meer jazz en op die manier kwam dat ook terug in mijn muziek. Met de laatste gitaardocent speelde ik bluesdingen en was ik veel bezig met verschillende liggingen op mijn gitaar. Sinds ik op de Rockacademie zit ben ik meer gaan nadenken over de theoretische kant van mijn muziek. Ik heb me ontwikkeld op het gebied van harmonie, melodie en tekst, maar ook qua performance ben ik vooruitgegaan. Ik hoop dat ik me altijd zal blijven ontwikkelen op deze gebieden. Een muzikant is nooit uitgeleerd.”

 

In de loop der jaren heeft Robin een eigen stijl weten te creëren. Ze schrijft niet vaak autobiografisch, maar juist uit het perspectief van een ander. “Soms gebruik ik het schrijven als uitlaatklep, maar omdat ik dan niet nadenk over wat ik doe komen deze nummers niet vaak in mijn setlijst terecht,” vertelt ze. “Ik ben een enorme dagdromer en vind het leuk om over aparte situaties die ik tegenkom te schrijven. Zo komt mijn leven toch terug in mijn liedjes. Ook probeer ik met mijn teksten mensen te laten lachen. Vaak zit er bijvoorbeeld midden in het nummer een plottwist. Ik raak vaak geïnspireerd door situaties, plaatsen of mensen die ik onderweg tegenkom. Zo heb ik een keer een reisboekje gevonden met plaatsen erin waar diegene was geweest en een korte beschrijving ervan. Er stond geen contactinformatie in dus ik kon het helaas niet teruggeven, maar ik krijg dan wel hele verhalen in mijn hoofd over die persoon en de reizen die hij of zij gemaakt heeft.” Ook zonder directe inspiratie weet Robin liedjes te schrijven. “Soms moet ik iets schrijven in opdracht en dat komt dan niet vanuit inspiratie. Ik moet er dan echt voor gaan zitten en mezelf dwingen iets te maken. Ik probeer het niet af te laten hangen van wanneer ik inspiratie heb, maar ook te schrijven op andere momenten.”

 

De tegenstelling binnen de muziek van Robin Haijes valt niet te ontkennen. Enerzijds is ze de krachtige frontvrouw van de rockband Ruins, anderzijds ontroert ze als singer-songwriter het publiek met zachte gitaarliedjes. Ze is opgegroeid met de muziek waar haar ouders naar luisterden. Onder andere bands als Pearl Jam, Red Hot Chili Peppers, Soundgarden en Nirvana speelden een grote rol in Robins muzikale vorming. Op welke manier ze deze invloeden vertaalt naar haar eigen nummers ligt volgens Robin aan de situatie: “De grungekant inspireert me, maar aan de andere kant schrijf ik soms ook wat lievere liedjes. Met mijn solo-act speel ik die laatste vaak met behulp van een loopstation en gitaareffecten, terwijl het er met de band wat harder aan toegaat. Zelf vind ik de rocknummers het leukste om te doen.” Robin heeft dus een goed evenwicht gevonden tussen de twee projecten en vertelt dat het niet moeilijk is de twee gescheiden te houden: “De meeste nummers die ik schrijf zijn of rustige singer-songwriternummers, of bandnummers. Er zijn echter wel wat nummers die ik zo tof vind dat ik ze in beiden projecten wil spelen en die ik dus laat overlappen. Soms is het wel lastig als mensen mij in mijn eentje ergens hebben zien spelen en denken dat de band iets vergelijkbaars is, of andersom. Om die reden probeer ik ook de PR gescheiden te houden.” Niet alleen het verschil in liedjes is voor Robin een reden om in haar band te blijven spelen. Onderling klopt het plaatje ook: “Het zijn muzikanten die het echt allemaal heel erg leuk vinden om samen te spelen. Iedereen is heel enthousiast en wil er echt voor gaan. Dat is iets wat ik heel belangrijk vind, dat je met z’n allen achter je product staat.” In te toekomst wil Robin vooral zoveel mogelijk blijven spelen en zich ontwikkelen. Zo staat er deze zomer een uitwisselingsproject met de band in Bosnië op de planning. “Ik hoop dat ik me door veel te spelen uiteindelijk steeds meer omhoog kan werken in de muziekwereld,” sluit Robin het interview af. “Ook wil ik zoveel mogelijk blijven schrijven. Practice makes perfect.” 

Robin Haijes
Shoulders of Giants

mei 2015

mei 2015

Nick Pilmeyer is een songwriter die niet van labels en hokjes houdt. Hij heeft onlangs de switch gemaakt tussen frontman van progressieve rockband The Realms en leider van zijn solo project in progressieve nederpop. Hij schrijft nu in het Nederlands, de taal waar hij zo van gruwelde.

“Als ik er een label op moet plakken zou ik zeggen: progressieve nederpop,” vertelt Nick als hem wordt gevraagd hoe hij zijn muziek zou omschrijven. “Ik probeer originele liedjes te maken met Nederlandstalige teksten die er toe doen. Verder houd ik van veel verschillende soorten muziek en daar probeer ik veel van te combineren om tot wat nieuws te komen.” Zijn dagelijkse gedrag komt volgens hem overeen met hoe hij is als muzikant: “Ik ben extravert, echt, heb een scherpe tong maar ben wel lief en waarschijnlijk regelmatig een beetje irritant. Ik hoop niet dat mijn muziek irritant is, maar sluit ook zeker niet uit dat iemand dat wel vindt.” Dat Nick echt en eerlijk is, is duidelijk te horen in zijn nummer ‘Gratis en voor Niets’, met zinnen als: “Kan je slapen met je studieschuld of nooit echt iets bereiken? Je hebt mazzel dat je hier geboren bent, dan kan je lekker zeiken.” Is het Nicks doel om met dit maatschappijkritische nummer mensen aan het denken te zetten of komt de tekst puur uit eigen frustratie voort? “Ik denk beide,” begint hij. “Ik ben het met heel veel dingen niet eens en daar wil ik graag iets aan doen door het aan te kaarten. Maar er zit wel degelijk een dikke laag frustratie overheen, ik wordt oprecht kwaad van dingen als bijvoorbeeld ‘de één procent’. Ik vind het heerlijk om dat eruit te kunnen zingen. Ik sta dan ook altijd boos op het podium als we dat nummer spelen. Als dat dan ook overkomt en ik kan er wat mensen mee bereiken, al zijn het maar mensen die blij zijn dat iemand hen snapt, word ik weer een beetje blijer.” Nick brengt dus overduidelijk een boodschap over met zijn muziek. In het nummer ‘Zwaan’ kaart hij een ander probleem aan. “ ‘Zwaan’ gaat in eerste instantie over een travestiet. Uiteindelijk is dat meer bedoelt als voorbeeld, de boodschap is: laat mensen zijn wie ze zijn of willen zijn. Ik weet het, het is cheesy, maar het blijft wel waar. Ook vind ik dat er kritiek gerechtvaardigd is op hoe er op dit moment wordt omgegaan met geesteszieken. Depressiviteit komt ontzettend vaak voor en het heeft wel degelijk te maken met hoe de maatschappij voor deze mensen is ingericht. Ik wil daar nu niet te diep op ingaan, maar het is wel iets dat mij boos of zelfs verdrietig kan maken en over die dingen wil ik graag zingen.” Deze songwriter heeft dus een sterke mening die hij goed weet te onderbouwen. Ook op het gebied van muziek weet hij wat hij wil: “Persoonlijk vind ik nieuwe muziek alleen interessant als het iets is dat ik nog nooit eerder gehoord heb. Anders luister ik wel naar die bands en artiesten die het al gedaan hebben. Ik heb dat gevoel nogal snel. Tot op zekere hoogte is muziek maken natuurlijk het gebruiken van dingen die je ooit eerder gehoord hebt, het is een evolutionair proces. We teren voort op de muzikanten voor ons. En toch, elke keer als je denkt dat je alles gehoord hebt komt er weer iemand die iets compleets nieuws doet. Dat is de muziek die ik wil luisteren en daar wil ik zelf dus ook aan voldoen. Sound is voor mij ontzettend belangrijk, maar wel onderhevig aan de song. Uiteindelijk draait het om het liedje.”

Nick is niet te beroerd om zijn uitgesproken menig bij te stellen wanneer hij hier reden toe ziet. Voor velen was het een grote verrassing dat Nick in het Nederlands begon te schrijven. Nick: “Ik heb jarenlang afgegeven op de taal, over hoe er in mijn ogen schijnbaar niet in te zingen viel. Alle Nederlandstalige muziek waar ik mee bekend was, wat uitzonderingen daargelaten, vond ik ronduit verschrikkelijk. Ik kreeg geen voldoendes op school voor mijn prog-rock werken. Ik wilde wel een keer een goed punt, dus toen schreef ik een Nederlandstalig popliedje om dat te realiseren. Ik kreeg een voldoende, waarop ik dacht dat ik er nog maar één zou maken. Die werd eigenlijk nog beter ontvangen en ondertussen kreeg ik er heel veel plezier in. Ik merkte dat ik me toch beter uit kan drukken in het Nederlands dan in het Engels, hoewel ik nog steeds fan ben van de Engelse taal. Het Nederlands is echter, minder pretentieus. Ik gebruik zinnen die je ook zo zou zeggen in een gesprek, het voelt heel natuurlijk. Uiteindelijk kwam ik er dus achter dat het niet aan de taal ligt dat ik die nummers nooit leuk vond. De taal is prima, prachtig zelfs mits goed gebruikt. Het probleem zit wat mij betreft gewoon bij de Nederlandstalige muziek. Die is over het algemeen wat mij betreft, sorry, een beetje poep. Er zullen genoeg mensen niet blij met me zijn als ik zulke dingen zeg, maar ik kan er niks aan doen. Ik ben ook niet de enige die dat vind. Ik vind dat we allemaal misleid zijn, de Nederlandse taal is wel mooi!”

Nick Pilmeyer is een muzikant die niet de geijkte paden wil bewandelen, maar hij heeft wel veel respect voor degenen die de paden in eerste instantie hebben gemaakt. Voor zijn huidige werk heeft Nick veel inspiratie gehaald uit onder andere Doe Maar, Spinvis en Eefje de Visser. Daarnaast heeft hij altijd veel progressieve rock geluisterd. “Dat is volgens mij ook prima te horen. Acts als Steven Wilson, Tool, Pink Floyd… Maar ik blijf ook altijd een gigantische Michael Jackson fan. Ik denk dat ook dat goed te horen is in mijn muziek, maar ik weet niet of iedereen dat erin hoort. Verder hebben veel van mijn songs een traditionele basis met rock- of bluesachtige structuren en grooves. Qua tekstinhoud haal ik veel inspiratie uit de grote stand-up comedy legendes als George Carlin, Bill Hicks en Louis CK. Allemaal kunnen zij diepere onderwerpen aansnijden, maar ze doen dat op zo’n manier dat het luchtig is. Het moet niet allemaal zo’n drama zijn, we kunnen het over alles hebben en wat mij betreft gaat het over de dingen die er toe doen. Ik heb altijd veel kunnen en willen zeggen tegen zoveel mogelijk mensen. Het maakte me in eerste instantie niet zo uit op welke manier; topsporter, politicus of stand-up comedian. Toen ik erachter kwam dat ik ook maar enigszins goed was in muziek, ben ik daar veel mee aan de slag gegaan. Toen ik voor het eerst op het podium stond wist ik dat ik daar heel goed in wilde worden. De rest is vanzelf gegaan. Als ik goed geweest zou zijn in iets anders, was ik waarschijnlijk daar voor gegaan. Het voelt nogal deterministisch, eigenlijk is het enige wat ik verlang een platform om vanaf te kunnen werken en praten.”

Nick Pilmeyer

juni 2015

Find Us In Slumberland

Find Us In Slumberland is een alternatieve popband uit Utrecht. De vier bandleden brengen concrete, tastbare en herkenbare verhalen die ondergedompeld worden in dromerige gitaarklanken, meeslepende baslijnen en hypnotiserende drums. Vandaar de naam. Gitarist Robin de Geus en zangeres Sophia Keck vertelden NOTES over het ontstaan van de band, hun inspiratiebronnen en de doelen voor de toekomst.

“Ik weet nog dat Sophia en ik in de zomervakantie van 2013 om vier uur ’s nachts aan het bellen waren, “ vertelt Robin. “Impulsief besloten dat we een singer-songwriter duo moesten beginnen dat Nachtbrakers zou gaan heten. Helaas is Nachtbrakers al een DJ-collectief uit Amsterdam dus werd het Nachtwakers. We hebben met zijn tweeën in die tijd het fundament gelegd voor de liedjes die we nu met Find Us In Slumberland nog steeds spelen. Toen in oktober 2014 Find Us In Slumberland geboren werd waren we met z’n vieren en zijn we ook begonnen met gezamenlijk schrijven.” “Robin en ik kende elkaar al van de vooropleiding van het conservatorium en hebben toen ’s nachts besloten dat te gaan doen, heel onbezonnen en ambitieus,” zegt Sophia lachend. “Maar gelukkig hebben we dit besloten want het was het begin van een hele fijne samenwerking. En toen de rest (drummer Samuel de Smit en bassist Hugo Zuiker) erbij kwam, viel alles echt op zijn plek. De liedjes werden niet meer beperkt door de minimale bezetting van twee gitaren en twee vocalen, we konden nu echt met dynamiek spelen.”

De naam van de band is afgeleid van de 19e-eeuwse strip ‘Little Nemo in Slumberland’. “Slumberland is een schemerland tussen de realiteit en de dromenwereld van Nemo, het hoofdpersonage van de strip,” legt Robin uit. “Slumberland is het gebied waar tegenpolen elkaar juist treffen. Dat is ook weer terug te zien in onze muziek. We hebben nummers die wat lichter en vrolijker zijn en we hebben ook duistere, melancholische nummers. Een dag- en een nachtkant. Zo zou je Slumberland dus ook weer kunnen vertalen naar het schemerland tussen dag en nacht.” De band heeft een duidelijke visie wat betreft de muzikale richting en de omlijsting daarvan. De lijn die met Nachtwakers was ingezet, wordt in Find Us In Slumberland doorgetrokken. Robin: “Ik denk dat we nog steeds in de gewenningsfase van het ‘bandschrijven’ zitten. Sophia en ik schreven eerst met z’n tweeën, dat is toch anders. We zijn nog niet zo lang echt nieuwe songs aan het schrijven met z’n vieren.” Sophia vult aan: “Ik vind de tofste songs de laatst geschreven songs. Maar het blijft nog wel zoeken, omdat we nog maar een halfjaartje bezig zijn met z’n allen.” En waar gaan de songs eigenlijk over? Zet de band de fictieve lijn van de strip door of zijn het autobiografische teksten? Sophia: “Ik schrijf meestal heel onbewust teksten. Ik verzin mijn melodieën met klanken en daar zeg ik al wat woorden bij. Die slaan meestal nergens op en zijn helemaal niet te gebruiken als tekst. Maar op één of andere manier kan de kern van het liedje uit die paar woorden ontstaan. Het gaat er vooral heel erg om dat ik een bepaald gevoel in een verhaal giet. Ik vind het heel leuk om met teksten te spelen en kan echt uren schaven. Ik ben heel kritisch op mezelf en dat is niet altijd even makkelijk. Echt autobiografisch is het dus niet, maar het is me wel eens overkomen dat ik de tekst drie weken later teruglas en mijzelf er eigenlijk heel erg in herkende.”

 

De liefde voor muziek zit diep bij deze band. “Voor mij is de primaire drive zo simpel en eerlijk als het maar kan: gewoon mooie dingen maken,” zegt Robin. “Ik houd er zo ongelooflijk veel van om echt bewogen te worden door muziek. Ik denk dat muziek het meest emotionerende is op deze wereld. Denk maar aan hoeveel een goede soundtrack kan toevoegen aan een film. Ik wil heel graag mooie muziek maken die mij raakt en emotioneert. Het zou dan natuurlijk mooi zijn als dat ook bij andere mensen lukt, maar dat is voor mij niet het hoofddoel. Ik maak dan ook alleen maar muziek die rechtstreeks uit mij komt en die ik voel. Ik denk dat dat voor iedereen in de band geldt. We hebben gewoon heel veel geluk dat die muziek zo goed op elkaar aansluit.” Ook Sophia omschrijft dit gevoel: “Mijn allereerste liedje was zo’n bevrijding.  Mijn opa was net gestorven en mijn vader had het hier heel erg moeilijk mee. Ik ben naar mijn kamer gegaan en heb dat gevoel wat ik moeilijk kon overbrengen in woorden of daden in een liedje gestopt. Het feit dat je niet veel hoeft te doen of te zeggen, maar gewoon iets wat natuurlijk uit jou komt, alles zegt. Dat is zo bijzonder. En dat is muziek. En ik vind het ook echt heel leuk! Wij kunnen met z’n vieren wegdromen en we kunnen dingen delen die recht uit ons hart komen. Zoiets wil je niet loslaten.”

Eén van de grote inspiratiebronnen voor de band is Bon Iver. Sophia: “Bon Iver is zeker een invloed, hij draagt de muziek zo goed. Verder zijn voor mij Angus & Julia Stone ook heel belangrijk, en Patrick Watson. Wat zij allemaal gemeen hebben is dat ze misschien niet de meest perfecte zangers zijn, maar ze dragen zo ontzettend veel gevoel mee in hun stem en in hun muziek, dat ook al ken je ze niet, je je zo dicht verbonden voelt met hen.” Robin vertelt over Bon Iver: “Ik vind die muziek zo mooi. Ik vind het ook een mooi idee dat het bij Bon Iver hoofdzakelijk over de muziek gaat. Ik heb gehoord dat de zanger Justin Vernon op het album ‘For Emma, Forever Ago’ in eerste instantie de muziek heeft geschreven en daar vervolgens overheen is gaan brabbelen. Zo kon hij precies de klanken van de woorden kiezen die bij de muziek pasten. Later is hij van het gebrabbel woorden gaan maken en dat vind ik er denk ik zo mooi aan. Dat het niet een tekst is of een betekenis van woorden die je raakt, maar dat het echt puur klank is die je emotioneert.”

 

Ondanks dat de band nog niet heel lang bestaat hebben de bandleden onderling al een goed evenwicht gevonden. Volgens Robin is er wel een bepaalde rolverdeling, maar zijn de grenzen soms wat vaag: “Soms is het wat lastig om het creatief proces door te laten gaan als er veel geregeld moet worden of andersom, maar daar werken we aan. In de repetitieruimte vinden we elkaar meestal heel erg snel. We weten allemaal heel goed hoe we willen klinken en dat maakt het vaak heel makkelijk. Ik denk dat de samenstelling van de band goed werkt, omdat we allemaal gemotiveerde mensen zijn met een doel dat we allemaal heel graag willen bereiken. Zo blijven we steeds bezig en komen we steeds verder. Persoonlijk moet het natuurlijk ook klikken en dat doet het wel. We wonen allemaal in hetzelfde pand in Utrecht, zien elkaar elke dag en vliegen elkaar nog steeds niet naar de strot.” “Wat denk ik ook heel belangrijk is, is dat we elkaar heel erg aanvullen,” gaat Sophia verder. “We zijn stront eerlijk en praten over alles wat in ons opkomt. We beseffen heel goed waar we voor werken en bewaken dit heel secuur. En als iemand van ons even de mist ingaat, wordt dit door drie anderen opgevangen.”

In de toekomst ziet Find Us In Slumberland graag meer en grotere shows, waarmee ze een groter publiek kunnen bereiken. Stiekem dromen ze al van een eigen theatertour. De eerste stap naar deze droom is gemaakt met de debuut EP die in september uitkomt. “Muzikaal gezien vind ik dat we ons onderscheiden en iets moois te bieden hebben, maar als je kijkt naar de zee van beginnende bands zie je ons er nog niet bovenuit steken,” zegt Robin. “We zijn kaf noch koren, maar wie weet komt er met de EP een eind aan het zijn van een beginnende band.” Sophia denkt dat er niet teveel gekeken moet worden naar de positie van de band binnen de muziekindustrie: “Ook al heb je een te gek album gemaakt, het volgende album kan volgens de muziekindustrie een gigantische flop zijn. Wij proberen nu vooral heel bescheiden te zijn en zelf heel kritisch en gefocust te werk te gaan. Maar wat Robin ook al zegt: we zijn nog helemaal niemand. We vinden dit nu nog niet heel erg, Rome is niet in één dag gebouwd.” De band spreekt over de toekomst met ambitie: “We zijn al van plan om met een follow up van de EP te komen, daarna natuurlijk een albumpje of zes. Het gaat door zolang het doorgaat,” sluit Robin af. “De tijd zal het leren. We zijn in ieder geval nog lang niet klaar.”

 

 


 


 

 

 

Thomas Pieters maakt Nederlandstalige popliedjes met een komische inslag en een knipoog. Zijn teksten zijn lichtelijk filosofisch, maar dat ligt er niet zo dik bovenop. Hij schrijft toegankelijke, theatrale singer-songwritermuziek en vertelde NOTES over de weg die hij al heeft afgelegd en de richting die hij op zal gaan.


Thomas Pieters is een laatbloeier. Het schrijven van muziek werd pas rond zijn twintigste levensjaar een onderdeel van zijn bestaan. “Ik ben pas heel laat begonnen,” vertelt Thomas. “Vanaf mijn vijftiende speel ik al gitaar, maar toen ik twintig was schreef ik pas mijn eerste liedje. Ik heb toen een heftige fase in mijn leven meegemaakt, omdat mijn moeder overleed. Ik denk dat ik daarom op één of andere manier een uitlaatklep nodig had. Ik begon zelf liedjes te schrijven en die waren niet best, “ zegt hij lachend. “Maar dat waren wel de eerste liedjes. Ik ben nu eigenlijk drie jaar bezig als singer-songwriter. Ik treed dus wel mijn hele leven al op, vanaf mijn vijftiende zat ik al in bandjes en deed ik van alles. Heel mijn leven lang is muziek super belangrijk geweest en doe ik dat al.” Thomas heeft hierin een grote ontwikkeling doorgemaakt. Na afgestudeerd te zijn aan Rockcity Institute werd hij aangenomen aan de Rockacademie, waar hij nu al drie jaar Songwriting studeert: “Ik heb me ontwikkeld door in alle stijlen wat te doen. Mijn allereerste liedje was een Nederlandstalig liedje en die schreef ik door gewoon mijn gitaar te pakken, een paar akkoordjes te spelen, erover heen te zingen en dat is dat. Dat is gewoon wie ik ben. Daarna heb ik alle andere dingen uitgeprobeerd van bluesrock tot metal, omdat ik dat allemaal veel ruiger vond. Om mijn ‘eigen ik’ te leren kennen of zo. Dat is ook zo’n standaard antwoord, maar het is wel waar. Dat heb ik drie jaar lang op Rockcity Institute gedaan. Ik zeg absoluut niet dat ik goed ben, maar ik ben zeker veel beter geworden. Ik denk vooral door die studies en door er heel veel mee bezig te zijn. Ik luister niet zo heel veel muziek, dat is heel raar eigenlijk, ook wel zorgelijk. Maar ik luister wel veel muziek van mensen van school. Daar raak ik net zo van geïnspireerd. Ik hoef niet perse naar Bruce Springsteen te luisteren om inspiratie op te doen, dat kan net zo goed gebeuren door een liedje van iemand uit de klas. Dus op zich luister ik dan toch best veel muziek, maar dan wel van mensen die ik ken. Daar kan ik net zoveel bewondering voor hebben als voor een bekende artiest.”

 

Wie de oorspronkelijk uit Helmond afkomstige songwriter kent, weet dat Thomas een vrolijke en spontane man is. Altijd in voor een lolletje, een feestje of een goocheltruc. Wat sommigen misschien niet weten is dat Thomas ook heel filosofisch kan zijn. Dit inspireert hem tot het schrijven van liedjes: “Wat mij inspireert is het bestaan op zich. Nu komt er een heel filosofisch verhaal… Het bestaan op zich is natuurlijk een schepping. Of je nou gelooft dat het door God geschapen is of dat het gewoon uit zichzelf is ontstaan, het is een schepping. Ik vind het een kunstzinnige creatie, hoe het allemaal werkt met dag en nacht en planten die groeien. Dat vind ik heel mooi en dat inspireert mij heel erg. In die zin vind ik scheppen, dus het maken van iets, het mooiste om te doen. Dat komt het dichtst bij het bestaan en dat voelt voor mij heel nuttig. Maar het gekke is dat ik er nooit over na heb gedacht dat ik dit wilde gaan doen. Het is gewoon een gevoel. Soms denk ik ook echt wel: wat ben je nu eigenlijk aan het doen? Die muziekopleidingen, is dit wel het goeie pad? Het ziet er nog niet naar uit dat ik hier miljonair mee ga worden. Maar ik kan niet anders dan dit doen, ik denk dat dat voor veel mensen geldt die muziek maken. Zodra ik thuis ben en een tijdje geen muziek heb gemaakt, pak ik automatisch een gitaar op en ga ik dingen maken. Dat is gewoon wie ik ben. Wat mij dus inspireert, samengevat, is de wonderbaarlijkheid van ons bestaan en overal verwonderd door kunnen zijn. Verwonderd kunnen zijn door een kameel die buiten staat bijvoorbeeld. ‘Balthasar’ is natuurlijk een flauw liedje, maar het is wel een goed voorbeeld. Zo werkt het namelijk met alles, er is altijd wel iets.” Heeft Thomas dan op deze manier altijd inspiratie? “ Het ding is wel dat ik soms liedjes schrijf en dan heb ik een couplet en dan kan het nog vier kanten op. Vervolgens kan ik geen keuze maken en dan vind ik het allemaal niet goed en gebruik ik te snel een filter. Ik heb al heel lang geen liedjes gemaakt, vandaar dat je steeds dezelfde hoort die ik met mijn toetsenist Guus van Marwijk in heb gestudeerd,” zegt hij lachend. “ Nee, ik heb wel veel nieuwe liedjes gemaakt, maar hoe ik dat live aanpak met Guus samen is ook meer dan de liedjes. Het is ook hoe we dat aan elkaar praten en meer op de lach gericht. Ik merk dat dat heel goed werkt. En die mooie liedjes, daar heb je echt dankbaar publiek voor nodig die dat kan waarderen. Dus daar zou ik minder snel voor kiezen, uit onzekerheid. Zo’n grappig liedje doet het altijd goed, dus dan doe ik in ieder geval die.” Duidelijk is dat Thomas, aan het juiste publiek, graag een verhaal wilt vertellen. “Ik zoek er wel heel erg naar dat alles klopt. Het gaat mij vooral om de tekst, ik ben niet echt een vocaal wonderkind. Ik wil een verhaal vertellen dat helemaal klopt. Als ik bijvoorbeeld een metafoor gebruik over de zee, dan zal ik dat nooit alleen maar daar gebruiken. Dan zal het ook nog ergens anders in dat nummer duidelijk worden waarom ik voor de zee kies. Zodat alles helemaal samenkomt. Daar hou ik heel erg van. In mijn liedje ‘Kassameisje’ komt alles langs wat er in de supermarkt te zien is. Er is niks dat toevallig is, maar dan krijg je dus al heel snel dat mensen het kleinkunst vinden. Ik vind dat nog steeds niet, want kleinkunst is toch meer toneel en acteren met vaak vaste teksten tussen liedjes door en dat is absoluut niet bij mij. Ik ben gewoon mezelf en ik zing mijn liedjes. Ik vind dit de beste tekst en als dat kleinkunst is, dan vind ik het prima.” Hoewel Thomas zijn eigen muziek dus niet direct onder kleinkunst zou plaatsen, komen zijn muzikale invloeden daar wel deels vandaan: “Harrie Jekkers, ken je die? Veel mensen kennen hem niet. Ik denk dat mijn manier van tekstschrijven heel erg Harrie Jekkers / Heideroosjes is. Twee tegengestelden, maar eigenlijk ook weer niet. Heideroosjes is ook Nederlands en recht toe recht aan. Die twee zijn tekstueel mijn grote voorbeelden. Muzikaal word ik verder door alles geïnspireerd, dat is helemaal niet genregebonden. Ik denk ook niet zo in genres. Muziek is voor mij gewoon muziek, welk arrangement je daar ook onder zet.”

 

Als de tekst zo belangrijk is voor Thomas, schrijft hij dan ook met een boodschap? “Nou word ik weer een beetje diepzinnig, maar ik denk wel dat iedere muzikant of schilder of songwriter altijd zijn eigen perceptie van de wereld laat doorschemeren. Dat is een stukje van wie jij eigenlijk bent voor mijn gevoel. Dat is voor mij de kracht van kunst van andere mensen ook. Dat ze me meenemen in hun beleving van de wereld. En die beleving van mij wil ik ook graag doorgeven, dan voel je je een stukje minder alleen denk ik. Omdat je dat met anderen kan delen. Dus het is meer op die manier samenhorigheid creëren dan echt een boodschap. Ik ben niet iemand die profetisch wil zijn, dat is iets anders. Iedereen kan er z’n eigen ding mee doen. Als er iemand naar luistert,” sluit hij lachend af.

Ook over zijn toekomst heeft Thomas nagedacht: “Als ik liedjes schrijf vind ik het mooi dat het een begin en een einde heeft. Ik vind het mooi van het leven dat het kunstzinnig kan zijn, ook het verloop van je levenspad, zoals cirkels die zich voltrekken. Bijvoorbeeld toen ik zes was en ik mijn allereerste optreden op de basisschool had. Ik zong liedjes van Gerard van Maasakkers, daar was ik heel groot fan van. Ik vind het nu wel heel leuk dat ik op de Rockacademie zit en les krijg van Egbert Derix, die met Gerard van Maasakkers schrijft. Ik zie er de schoonheid wel van in hoe bepaalde dingen dan lopen en ik hoop dat het op die manier doorloopt. En ik hoop dat er zich meer van die cirkels gaan voltrekken. Het zou mooi zijn om een keer een voorprogramma te kunnen doen voor Gerard van Maasakkers, omdat ik ook denk dat zijn publiek ook goed publiek voor mij zou zijn. Verder ben ik niet heel ambitieus in dat ik heel beroemd wil worden of zo, maar ik zou wel heel graag dat level halen, waar hij is. Hij kan door heel het land spelen en alle theaters zitten vol. Dat is dus heel groot, maar toch ben je niet bekend. Als je aan iemand van mijn leeftijd vraag wie het is, weet niemand het, maar de theaters zitten wel vol. Ik heb wel gemerkt dat ik spelen in theaters, literaire cafés en lezingen veel leuker vind. Ik wil gewoon dat de mensen luisteren naar wat ik zing, anders word ik heel chagrijnig. Met zo’n band, wat ik nu doe, dat is wel leuk, maar het gaat toch om de tekst. Daar moet je gewoon naar luisteren. Als je het eerste couplet hebt gemist, dan is de rest van het nummer al niet de moeite waard meer. Dat is voor mij een essentieel couplet om de waarde van het liedje in te schatten, want de waarde zit hem niet in de dansbaarheid of in een geweldige vibe. Het zit hem echt in dat verhaal in combinatie met een bepaalde energie. Dus ik ga lekker door zoals ik nu bezig ben. Ik heb het eigenlijk allemaal wel naar mijn zin.”  

 


 

 

 

juni 2015

Thomas Pieters

juli 2015

Archief

Geert van Oorschot is een songwriter met ambitie. Zoveel mogelijk spelen, schrijven in verschillende stijlen en erkenning krijgen voor zijn muziek, dat is wat hij wil. Als frontman van Geert & the Chiefs, Moeders Mooiste en zijn eigen solo project is hij al sterk op weg.

Heen en weer springend tussen verschillende stijlen is Geert bezig aan zijn zoektocht naar zijn eigen stijl. “Ik heb wel een paar dingen die ik gewoon heel tof vind,” vertelt Geert. “Maar muzikaal gezien heb ik zelf nog niet echt een eigen stijl voor mijn gevoel. Ik hou van die soulachtige dingen en dan een beetje rock erbij, maar ik ben nog heel erg aan het zoeken naar mijn eigen ding.” Wel heeft Geert een duidelijkere aan te wijzen stijl betreft songwriting: “Ik vind het heel leuk om met akkoorden te spelen. Akkoorden vinden en zo heel veel verschillende akkoordwisselingen kunnen maken die je eigenlijk niet verwacht, dat vind ik tof om te doen met mijn muziek. En op een bepaalde manier een beetje bombastisch en euforisch, maar ook wel weer laid-back in de coupletten. Ik hou heel erg van een opbouw in liedjes. Naar een genre ben ik nog echt aan het zoeken. Met Geert & the Chiefs hebben we poprockliedjes en Moeders Mooiste zit meer richting de funk en rock met ska-invloeden. Een beetje Red Hot Chili Peppers, maar dan met Doe Maar. En zelf heb ik ook weer veel van die rustige, mooie liedjes. Tenminste, ik weet niet of ze mooi zijn,” zegt hij lachend. “Het project waar ik op het moment veel voor aan het schrijven ben zijn een beetje Michael Jackson-achtige liedjes.Dat vind ik heel tof. En dan een beetje in de richting van Earth Song en zo, dat vind ik mooi.” Met al deze verschillende invloeden en stijlen borrelt de vraag of hij dit allemaal wil blijven combineren of dat hij uiteindelijk een keuze wilt maken op: “Ja, ik wil zoveel mogelijk doen, want al die stijlen vind ik super vet. Ik ben momenteel ook aan het kijken naar allemaal plekken waar ik mijn liedjes in kan stoppen. Kan ik misschien nog een paar bandjes vormen waar ik m’n andere dingen nog in kan gaan doen? Ik wil gewoon heel veel spelen op dit moment en lekker goed worden. Ik denk ook dat dat alleen maar kan door veel te spelen en veel te oefenen. Ik vind het heel tof om allerlei projecten te doen met allemaal andere stijlen en daar ook voor te schrijven. Ik wil later eigenlijk gewoon met mijn muziek optreden en daar mijn geld mee verdienen.”

 

De ambitie en de droom zijn er dus. Hoe is dat allemaal begonnen? Was er een bepaald moment waarop Geert wist dat hij muzikant was en muziek wilde schrijven? “Het was niet echt een moment, er gingen geen engelen zingen of zo,” antwoordt hij lachend. “Ik schaam me daar altijd een beetje voor, maar vroeger op de middelbare school had ik een vriend die rapte. Dus toen ben ik een paar keer meegegaan naar zijn huis en zat hij mij de hele tijd bijna te dwingen om ook wat te rappen en teksten te schrijven daarvoor. Dus daar ben ik mee begonnen. Dat was uiteindelijk super leuk. Alleen op een gegeven moment had ik zoiets van: ik pluk nu allemaal beats van internet en ik schrijf alleen tekst. Toen pakte ik de gitaar op een dag en ging gewoon een beetje op de E-snaar raggen. Toen zei ik: ‘Pap, ik speel de blues nu toch?’ Toen leerde ik drie akkoorden en op dat moment schreef ik mijn eerste liedje. Ik begon me daarna vooral te ontwikkelen op akkoordgebied. Zo ben ik meer liedjes gaan schrijven en op een gegeven moment schreef veertig, vijftig liedjes op een jaar. Toen ben ik mee gaan doen aan wedstrijdjes in Zeeland en dat heeft mij heel erg geholpen met het gaan optreden.”

In de beginperiode waren de liedjes van Geert vooral autobiografisch. De laatste tijd merkt hij dat hij eigenlijk veel verhalen verzint: “In die verhalen gooi ik soms kleine dingetjes van mezelf die ik gewoon weet, van relaties of iets. Het is nu een beetje een mengeling. Ik vind het heel cool als een liedje een mooi of grappig verhaal heeft.” Zijn er dan ook typische dingen op te merken aan de teksten van Geert? “Een beetje stom om te zeggen misschien, maar ik hing altijd een beetje de womanizer uit in mijn liedjes. Maar later dacht ik dat ik daar toch een beetje mee moet oppassen. Dat moet je ook niet te veel doen. Eigenlijk moet je geen maniertjes hebben, maar ik ben van mening dat die stijlen en die maniertjes die samenvloeien iets unieks maken. Als je met een band speelt wordt je heel vaak in een hokje geplaatst, maar iedereen heeft toch zijn eigen manier van spelen. Ik denk dat dat ook in je eentje is, maar omdat dat alleen ‘jij’ is, gaat het soms wat over de top qua maniertjes.”

 

Als een songwriter die zo’n veertig tot vijftig liedjes per jaar schrijft en zo druk bezig is met verschillende projecten, moet Geert wel veel inspiratie hebben. Waar doet hij deze op? “Feestjes. Ik ben veel geïnspireerd door feestjes. En meisjes. Ook artiesten die ik heel vet vind. Momenteel inspireert Bowie me heel erg, en Michael Jackson. Herman Brood vind ik ook heel tof, maar die inspireert me niet zozeer op muzikaal gebied. Ik vind zijn doen en laten gewoon heel tof. Ik moet wel niet precies zo worden, dat gaat niet goed dan. Zijn manier van zingen, een beetje dat pratende zingen, ik denk dat dat beter bij mijn stem past.” Geert probeert de innerlijke drive om muziek te maken te verwoorden als: “Het is gewoon wie ik ben. Het is geen hobby. Ik vind het leuk, zeker, maar het is meer een soort van ademen geworden. Ik zit ook niet de hele dag op mijn bed liedjes te maken, maar ik denk gewoon dat muziek één van de mooiste dingen in de wereld is. Onbewust geeft het een bepaald gevoel bij heel veel mensen. Ik probeer ook altijd bij elke situatie een muziekje op te zetten dat er heel erg bij past. Als ik op een feestje ben ga ik geen Neil Young opzetten, maar als je met z’n tweeën bent op een kamer, dan is het gewoon relaxt. Als je ergens zit en je zet Earth, Wind & Fire op, dan heb je hele andere gesprekken dan wanneer je naar Bob Dylan luistert. Dat is heel anders. Daarom maak ik muziek, omdat het gewoon zo’n grote invloed heeft op iedereen. Ik ben ervan overtuigd dat als je de ambitie hebt die ik heb, je niet achterover moet gaan leunen. Ik wil iets bereiken. Ik wil niet later in mijn oude stoel zitten en denken: ik heb het niet geprobeerd. En als je iets probeert moet je er ook wel vol voor gaan. Ik ben me er vanaf mijn vijftiende of zestiende al bewust van dat ik dit moet gaan doen. Dit is mijn droom. Voor veel mensen die een droom hebben blijft het een droom. Ik denk dat de enige manier om je droom te kunnen vervullen is dat je er honderd procent voor gaat. Om elke minuut van de dag erover na te denken. Niet dat ik hem perse wil zijn of zo, maar wat Jett Rebel nu heeft, of Chef' Special. Dat lijkt me wel echt vet, dat zou ik wel willen. Gewoon heel veel spelen en uiteindelijk wil je ook naar het buitenland gaan, maar dat werkt bijna nooit. Eigenlijk zou ik John Mayer willen zijn, maar dat is misschien iets te ambitieus. Ik heb voor mij als doelen Pinkpop en Lowlands gezet, dat lijkt me echt heel tof. En niet dat ik dan later mijn geld kan verdienen met optreden, maar dat het dan in een coverband is. Dat wil ik niet. Ik wil wel echt op degelijke podia staan waar je erkenning krijgt voor je muziek. Dat lijkt me wel vet.”

Geert van Oorschot

juli 2015

Bastaard

Bastaard is een Nederlandstalige rapper die oorspronkelijk uit Zwijndrecht komt. NOTES sprak met Johannes van Doeselaar, de man achter de naam Bastaard en het label The Wanted People. Het werd een uiteenlopend gesprek over de analoge mixwereld, mannenhumor en een hernia.

 

Johannes omschrijft zelf zijn muziek als underground rap. “Officieel heet dat dan hardcore rap,” legt hij uit, “maar dat klinkt veel grover dan het is. Soms stap ik over naar een ander hokje, shockrap heet dat dan. Maar soms ben ik ook weer wat serieuzer. Het is best wel breed, maar heel persoonlijk. Je hebt de teksten die over mij gaan of over dingen die om me heen gebeuren, maar ook de teksten met wat meer zelfspot. Soms ben ik zelfs kritisch naar de maatschappij, maar dan wel in de vorm van een grap. Ik denk dat mensen me daardoor herkennen, en ook door de manier van rappen.” Johannes is niet altijd de zelfverzekerde rapper geweest die hij vandaag de dag is. Het duurde even voordat hij wist wat hij echt wilde doen: “Ik ben begonnen met schrijven toen ik vijftien was. En dat was van me af schrijven. Dat was heel erg therapeutisch, zo begon het ook echt. Eerst met gedichtjes en toen werd het later meer rap. Dat was

ook altijd heel erg voor mezelf. Totdat één van mijn broers zei dat hij een rapper kende waarbij ik wel eens wat op kon nemen. Toen ben ik daar begonnen en is langzaam dat balletje gaan rollen. Op een gegeven moment leerde ik via social media iemand kennen uit Eindhoven die ook heel erg bezig was met rap en ook een eigen studio had. Toen heb ik een tekst  gestuurd en die vond hij heel goed. Ik ben naar Eindhoven gegaan en daar heb ik heel veel mensen leren kennen. Ik weet van mezelf dat ik echt die gast moet zijn die elke keer langzaam beter wordt. Je hebt mensen die zelfs zonder te schrijven al heel goed kunnen rappen. Eerst was ik heel erg gefocust op het technische gedeelte, dat het helemaal moest kloppen in rijmschema’s, noem maar op. In de loop van de tijd is dat natuurlijk ontwikkeld, je wordt beter met hoe je het uitspreekt, er komt meer dynamiek in. Toen ik op de Rockacademie kwam had ik als ik er nu op terug kijk nog best wel een laag niveau, maar zeker in het eerste jaar heb ik veel tracks gemaakt en ben ik heel snel gegroeid. Ook omdat ik toen begeleiding kreeg van Sticks, dat is één van de rappers uit Opgezwolle waar ik ook wel naar op keek en die ook heel veel goeie tips gaf. Het eerste jaar was vooral ontwikkelen, het tweede jaar was vooral een beetje uitproberen. Toen ontdekte ik ook soundenginering en nu heb ik ook echt wel mijn ding gevonden. Ik denk dat dat wel het verschil is. Ik weet wat ik wil en ik omarm dat. De uitprobeerfase ben ik voorbij.”

 

Johannes kaart tijdens ons gesprek een paar keer de tegenstrijdigheden in zijn persoonlijkheid aan. Ook in zijn muziek zijn die terug te vinden. De enerzijds serieuze Bastaard staat lijnrecht tegenover de lolbroek DoetZoRaar, een ander alias dat soms de lead even overneemt. Johannes: “Inspiratie kan ik halen uit mijn omgeving en mijzelf, maar ik heb ook een wat gekkere kant. Wat ik net al zei, een beetje shockrap. Dat zijn eigenlijk een soort van miniverhaaltjes of gekke fantasieën die ik af en toe verzin. Eigenlijk is het net als wanneer je met elkaar een grapje maakt en dan steeds een overtreffende trap probeert te verzinnen, maar ik doe dat dan voor mezelf. Ik hield dat ook altijd erg voor mezelf, maar tegenwoordig krijg ik er heel veel plezier in om dat ook in mijn muziek te stoppen. Ik heb een keertje meegemaakt, niet dat ik het heb gezegd, maar dat ik dacht: ‘Maat, ik ben misplaatst, het is de grap dat ik je meid heb gedaan terwijl je naast me staat.’ Ik zag dat voor me en ik moest lachen terwijl ik het schreef en dan ga ik daar op door. Dan zit ik echt met mezelf te geinen, het is wel een beetje mannenhumor of zo. Dus ik haal inspiratie uit de gekke fantasieën in mijn hoofd, maar ook uit alles wat er om me heen gebeurt. Mijn opa is vorig jaar overleden en dat heeft heel veel impact gemaakt. Het duurde ook even voordat ik dat kon verwerken, maar uiteindelijk doe ik dat in een track.”

 

Zit er een boodschap in de muziek van Johannes? Maakt hij muziek voor zichzelf of voor iemand anders? “Ik vind dat echt een lastige vraag,” begint hij. “Dat is eigenlijk heel vaak nog een vraag voor me. Ik weet dat ik het in principe gewoon voor mezelf doe. Soms ben ik het even kwijt en weet ik eigenlijk niet waarom ik ook alweer muziek maak, maar dan sta ik weer op het podium en dat is waar ik mezelf kan zijn en mezelf kan uiten. Dat is hoe ik echt ben. Ik ben eigenlijk best wel een binnenvetter, maar tegelijkertijd ben ik ook heel extravert op het podium. Alsof ik daar meer durf of zo. Maar ik ben niet de maatschappijkritische rapper met een boodschap. Af en toe wel, dan kan ik er wel een zinnetje over schrijven, maar het is niet mijn hoofddoel. Ik wil mezelf nu niet gelijk blokkeren, dat ik dat nooit ga doen, maar voor nu, nee. Nu ben ik terug naar de basis gegaan van wat ik wil.”

En Johannes wil veel. De liefde voor muziek ziet diep en gaat veel verder dan alleen zijn eigen hiphopcarrière. “De reden waarom ik muziek maak gaat zich mijn hele leven door ontwikkelen, denk ik. Altijd is muziek er, kom ik weer thuis en ben ik echt mezelf. Ik vind dat ook heel moeilijk uit te leggen aan anderen die dat niet hebben. Ik probeer dat te verwoorden als: iedere dag sta ik op met een missie, onbewust bewust. Ik moet weer alles uit deze dag halen, want ik moet ervan leven. Zeker op het podium ga ik steeds meer de entertainer in me omarmen. In mijn vorige showcase kwam ik met mijn broek omlaag het podium op. Ik lach er dan nu zelf om, maar ik vind dat echt tof of zo. Dan heb je ook meteen van iedereen de aandacht. Mensen die me echt kennen weten dat ik ook echt zo kan zijn, maar mensen die me niet zo goed kennen, zien me als de jongen die in de studio zit, serieus is en iedereen wil helpen altijd. Maar dit is die andere kant.”

 

Maar ook de serieuze kant van Johannes heeft nog een onbelichte zijde. Vorig jaar richtte hij zijn eigen label The Wanted People op, in de voetsporen tredend van één van zijn grote inspiratiebronnen Dr. Dre. Hoewel de plannen binnen zijn gloednieuwe bedrijf enigszins veranderd zijn, blijft het doel wel hetzelfde: “TWP borduurt eigenlijk voort op Bastaard. Soms heb ik een idee en dan ga ik er helemaal op door, terwijl ik eigenlijk even wat rustiger aan had moeten doen. Ik wilde andere mensen eerst helpen, maar dat kwam omdat ik mijn eigen muziek op de tweede plaats zette. Nu is dat eigenlijk omgekeerd en heb ik ook weer echt plezier in muziek maken. Ik ga eerst mezelf, via mijn eigen label dan wel, releasen. Ik wil als label de alternatieve mainstream, en dan met name de technische kwaliteitsdingetjes die vaak worden weggedrukt,  supporten. Het verschil tussen heel veel andere labels en mijn label zal worden dat ik niet zeg: ‘hier heb je een zak geld en een team en veel succes’. Ik wil wat meer met de inhoud doen. In de toekomst hebben we het dan over hè, eerst wil ik zelf even een goede solide basis hebben. Maar op een gegeven moment komt er een punt dat ik ook weer anderen kan helpen. Dat het een soort van team wordt, een community wil ik bijna zeggen. Ik wil met die mensen opnemen en dan kan ik zelf ook mixen. Ik ben dan ook bij het proces en ik weet hoe die persoon is. Daar kan ik rekening mee houden bij het opnemen en de producties. En het scheelt ook gewoon heel veel geld, dat is natuurlijk heel fijn. Ook voor de artiest, want dan kan er meer aandacht naar videoclips of pluggers en noem het allemaal maar op. Ik geloof dat ik dan een heel pakketje aan kan bieden. Eerst wil ik de brug slaan met mijn eigen muziek en ik hoop dat ik dan later andere artiesten mee kan nemen. De komende tijd moet ik als engineer nog echt naam opbouwen, net zoals met het artiest zijn. Als een artiest naar mij toe zou komen en getekend zou willen worden, dan moet die wel echt z’n eigen ding hebben en soort van stijl. Geen image, niet nep of zo, niet dat je het maakt. Bart bijvoorbeeld, Bmb. Heel zijn plaatje, dat is Bart. Maar ook bijvoorbeeld een Nick Pilmeyer, die heeft dat ook weer. Die heeft z’n eigen ding, z’n eigen meningen, die is recht voor z’n raap. Dat vind ik tof. Dan kan ik gewoon een uur met je praten. Als je mij niet eens een uur kan vermaken, hoe kan je dat dan voor het publiek doen? Maar goed, de komende tijd ga ik dus vooral op mijn eigen dingen focussen, mijn eigen team creëren en de juiste mensen zoeken. En dat is heel lastig kan ik je vertellen.”

 

En die eigen dingen van Johannes komen er in sneltreinvaart aan. Hij is al enige tijd bezig met het schrijven en opnemen van een nieuwe EP, maar wil voor deze release wel echt de tijd nemen. De EP die hij uitbracht in 2012 had hij achteraf liever anders aan willen pakken. Door zijn stage bij studio Trypoul kreeg hij de kans te werken met de apparatuur die zijn voorkeur heeft. “Ik ben ook soundengineer, dat is eigenlijk mijn tweede passie. Ik kan nu mixen op de tafels waarop ik wil mixen en dat kost gewoon allemaal tijd omdat het analoog is. Als je een mix hebt gemaakt en je komt thuis en je denkt: ‘hmm, dat moet nog net iets harder’, kan je niet even klikken en klaar. Dan moet je alles weer opnieuw gaan prikken. Dat kost gewoon heel veel tijd, maar ik geloof oprecht dat het de kwaliteit ten goede komt. Ik heb veel geleerd op mijn stageplek, vooral over de analoge wereld. Er is eigenlijk geen goed of slecht in analoog of digitaal mixen denk ik. Het is gewoon een smaakding. Ik merk wel dat het analoog veel meer body krijgt. Ik kan heel stom gezegd dingen gewoon even iets te hard zetten, want dat maakt niet zoveel uit op een tafel. Digitaal wel, dan klinkt het heel vervelend. Met zo’n tafel kan je meer over de grens gaan en kan je dus meer pushen. Het is fijn dat Dirk, mijn stagebegeleider, me die ruimte heeft gegeven. Hij gelooft heel erg in zelf doen, want dan ontdek je het. Het kost wat meer tijd, maar ik denk dat je er heel veel voor terugkrijgt. Ik denk ook dat ik mezelf kan onderscheiden als engineer doordat ik dadelijk tafels ken. Er gaat straks een hele generatie digitaal mixen. Dat is niet erg, maar ik ben straks één van die gasten die weet hoe zo’n tafel werkt, mocht je dat willen.”

 

Johannes heeft grote plannen voor de toekomst dus. Ondanks wat onzekere jaren heeft hij nu een helder doel voor ogen en gaat hij gericht te werk. Helaas is onlangs bij hem een hernia gediagnosticeerd, een lichamelijke belemmering die toch enigszins de rem op de plannen van Johannes heeft gezet. Zelf is hij er positief onder: “Na vier jaar lang met pijn rond gelopen te hebben zal ik na de operatie nog harder kunnen knallen, “zegt Johannes.  “Ik ben heel dankbaar voor de mensen die me in 2015 hebben gepusht, geholpen en advies hebben gegeven, van ‘je bent wel goed genoeg’,” vertelt de rapper verder. “Eerst had ik bepaalde mensen om me heen die zeiden dat ik op enginering moest focussen, dat was volgens hen echt mijn ding. ‘Rap is gewoon voor erbij’. Het grappige is dat sinds ik de keuze heb gemaakt van: ‘Nee, ik ben er wel goed in’, dat het nu vanzelf op me afkomt. Dat klinkt heel cliché, maar ik merk het gewoon letterlijk. Ik heb ook gewoon heel veel zin in de toekomst. Er moet nog heel veel gebeuren, maar er is niet meer zo’n twijfel. Ik geloof nu oprecht dat ik het ga redden van de muziek. Of dat nou via een label is of echt met mijn muziek, het gaat gewoon sowieso goed komen. Het is af en toe nog een beetje moeilijk en dan moet je dat in de spiegel tegen jezelf zeggen bij wijze van spreke. Nou ga ik toch weer met een boodschap praten, wat een lul ben ik eigenlijk ook. Maar ik weet ook dat er muzikanten om me heen zijn die ook zo’n fase hebben, zeker op de Rockacademie leer je ook andere leuke aspecten van de muziekindustrie kennen. Op een gegeven moment heb ik gezegd: ‘nou, dit wil ik.’ Eerst was ik een beetje bang dat mensen me raar vonden. Ik was bang. En ik denk dat die angst me heel erg klein heeft gehouden en nu dat weg is, mensen ook alleen maar zeggen: ‘ja, dat is Johannes.’ Er wordt nu alleen maar bevestigd: ‘ja, dit ben je ook echt.’ Ik zeg het ook, ik was bang en eigenlijk moet dat ik niet zijn. Gewoon gaan. Mijn enige missie is nu ‘gewoon doen’. Die EP droppen en kijken wat er verder gebeurd.”

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

The Cavern is een alternatieve rockband uit Den Haag. De laatste tijd gaat het hard met de band, want niet alleen zijn ze geselecteerd voor de Popronde van 2015, ook de in het voorjaar uitgebrachte debuut EP wordt in verschillende recensies bejubeld. NOTES Magazine sprak met zangeres en bassiste Floortje van der Kooij.


Samen met haar broer gitarist Pepijn richtte Floortje de band op in de zomer van 2013, in een iets andere formatie dan nu: “We zijn begonnen met een andere drummer, die na ongeveer een jaar stopte met de band. Op dat moment hadden we drie nummers uitgebracht, als een soort uitprobeersel,”vertelt Floortje. “We waren nog niet echt heel intensief bezig, pas toen de nieuwe drummer Jeroen van Leeuwen erbij kwam hebben we een soort doorstart gemaakt. Toen zijn we echt plannen gaan maken en is er dus ook een EP uitgebracht. We hebben alle drie hetzelfde doel, daarom werkt het ook zo goed.” En dat doel is om de nieuwe rocksensatie van Nederland te worden. In hun biografie wordt daar al zelfverzekerd over gesproken, maar ook de media lijkt het eens te zijn met het statement van de band. Onder andere Off Tune, daMusic en zelfs het Britse Toxic Online schreven een positieve recensie over het eerste schijfje van de jonge Haagse band. De slimme gitaarriffs en de strakke ritmesectie worden meerdere keren geprezen en ook de krachtige stem van Floortje maakt indruk op de recensenten.

 

Hoewel de band vernoemd is naar de club in Liverpool en de link met The Beatles dus snel gelegd is, is dat niet perse de muziek die de band zo heeft gevormd. Queens of the Stone Age en The Kills worden als grote muzikale invloeden genoemd. “We schrijven onze muziek vaak vanuit een gitaarriff. Queens of the Stone Age en The Kills zijn ook riff based bands,” vertelt Floortje. “Het zijn ook bands die een soort power uitstralen. Dat is iets wat ons erg aanspreekt. Het is stoere muziek zeg maar,” voegt ze lachend toe. Inspiratie om deze muziek te maken vindt Floortje dus in andere muziek. “Het zien van een vet concert van een band, dat werkt vaak erg goed. Dan heb je altijd wel zin om zelf nieuwe muziek te schrijven. Inspiratie is niet iets waar je op moet wachten. Door gewoon te beginnen komt er ook een nummer of een idee. Het zal misschien niet meteen iets zijn waar je trots op bent, maar het helpt vaak om in een flow te komen. Dan komt er vanzelf een nummer of een idee dat je zowaar leuk vindt en waar je wel trots op bent.” Het eerste nummer van de band is ook op deze manier geboren. Een simpele gitaarriff van broer Pepijn vormde de perfecte basis voor een zanglijn van Floortje. Het nummer ‘Che’ was compleet met de toevoegingen van toenmalige drumster Annemarie van den Born.

Voordat The Cavern begon aan de opnames van de EP heeft de band zich sterk proberen te ontwikkelen. Floortje: “We zijn ons meer gaan verdiepen in de sound. We hebben nu meer een idee in welke stijl we moeten schrijven, zodat de nummers ook daadwerkelijk bij elkaar passen. Toen we begonnen met nummers schrijven voor The Cavern was dat allemaal nog een beetje vaag. De stijl was nog niet duidelijk te vinden. Zo hadden we een bluesnummer, een heel alternatief nummer en een poprocknummer. Dat ging niet helemaal samen in een live set of op een EP.” Naast de baslijnen worden ook de teksten van de band geschreven door de zangeres. Haar woorden zijn deels autobiografisch, maar deels ook niet. “Een oorspronkelijk gevoel of verhaal in de tekst kan autobiografisch zijn, maar het kan worden aangevuld met een ander verhaal,” legt Floortje uit. “Zo kan iedereen de tekst zelf interpreteren. Het nummer ‘I Know’ dat op de EP staat is wel honderd procent autobiografisch. Ik denk ook dat dat de eerste keer is dat ik op die manier mezelf zo heb blootgelegd aan iedereen in een song. Bij het schrijven van een tekst schrijf ik eigenlijk vaak een soort verhaal met een personage. Dit personage is een deel van mijzelf en een deel van iets wat mij bezighoudt. Iets wat zich afspeelt in het nieuws of in mijn omgeving. Ik denk dat dit wel typerend is aan de teksten die ik schrijf, er zit altijd wel iets van een boodschap of een mening in die ik wil uitdragen.”

 

The Cavern is een band met ambitie. Voor de debuut EP is er daarom bewust niet gekozen voor een bepaald concept, maar is er meer gekeken naar de sfeer van de EP. “Omdat dit onze eerste EP is wilden we vooral laten zien wie we zijn,” sluit Floortje af. “Het is een soort kennismaking waarbij de eerste indruk goed moet zijn.” Dat The Cavern dus grote plannen heeft voor de toekomst is een feit, de debuut EP is slechts een zeer goed ontvangen visitekaartje.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Greendale is de naam van het muzikale kindje van Tom Groenendaal. Met de komst van gitarist Bram Capel, bassist Max Otten en drummer Luuk Timmermans groeide het project uit tot een volwaardige band. NOTES sprak met songwriter en frontman Tom Groenendaal over romantiek, muziek als collectief eigendom én over een dronken vrouw die zijn toekomst voorspelde.

 

 

“Als ik mezelf moet omschrijven als muzikant noem ik mezelf in ieder geval nooit een singer-songwriter. Dat is een soort genre op zich geworden en daar definieer ik mezelf niet echt mee.” antwoordt Tom op de vraag wie hij als muzikant is. “Ik noem mezelf altijd een gitarist, zanger en songwriter. Op mijn zevende ben ik begonnen als gitarist, en dat is eigenlijk het enige dat ik tot mijn achttiende heb gedaan. Pas daarna ben ik gaan zingen en songwriten. Nu ligt de focus vooral op die laatste twee dingen in mijn eigen project Greendale, of misschien beter gezegd: de focus is veranderd van exclusief gitaar naar een combinatie van die drie werelden, want gitaar is nog steeds mijn ding. Het is ook de studierichting die ik doe aan de Rockacademie. Ik heb die keuze gemaakt omdat ik op theoretisch niveau bij gitaar dusdanig veel informatie meekrijg dat ik dat in mijn songwriting ook kan toepassen. En ik vind mezelf op dat gebied nog steeds het meest talentvol en ontwikkeld, daar liggen voor mij de meeste mogelijkheden. Ik heb zelf een vrij sterke bluesachtergrond als gitarist. Heel erg Stevie Ray Vaughan, B.B. King, dat soort figuren. Daar is het voor mij als gitarist een beetje mee begonnen. Later als zanger en songwriter ben ik meer de folkkant opgegaan, meer Neil Young, Bob Dylan en J.J. Cale. En sinds ik op de Rockacademie zit is mijn interessegebied verbreed naar soul en neo-soul zoals D’Angelo, maar ook funk en zelfs R&B. Dus hoe ik het nu zou omschrijven is het folk met een soort pop-soul jasje. Het is wel echt van die ‘roadtrip’ muziek, weet je wel? Dat is het wel een beetje. Dat is de sfeer die ik wil uitstralen ermee.”

Eigenlijk mogen we van geluk spreken dat Tom ooit een gitaar opgepakt heeft. Hij vertelt dat hij eigenlijk wilde gaan drummen, maar dat de drumlessen op de muziekschool al vol zaten en hij dus voor zijn tweede keus gitaar moest gaan. Vooralsnog heeft hem dat geen windeieren gelegd, aldus Tom zelf. Hij begon met het schrijven van nummers op de middelbare school. Gemotiveerd door zijn muziekdocente, die hem aanspoorde om te gaan zingen, betrad hij het songwritingpad in de voetsporen van één van zijn idolen John Mayer. “Ik schreef wel altijd al in het Nederlands, gedichten en betogen,” vertelt Tom. “En pas daarna ging ik voor het eerst teksten in het Engels schrijven, zodoende begon ik de lijn te volgen van de artiesten die mij op dat moment inspireerden.” En daar is het niet bij gebleven. Tom heeft zich als songwriter sterk weten te ontwikkelen: “Ik heb nu wel het gevoel, twee-en-een-half jaar later, dat ik een collectie songs heb waar ik ook echt achter sta. Als ik nu ga optreden kan ik enorm uitkijken naar een nummer dat ik heb geschreven. Nu kan ik ook veel beter de link leggen tussen mijn gitaarspel, zang en songwriting. Daar heb ik overigens nog wel stappen in te maken. Ik moet voorkomen dat ik een gitarist ben die ook zingt, weet je wel. Zeker dit jaar ben ik me daar al in aan het ontwikkelen, omdat ik ook in contact ben gekomen met docenten als Ton Engels, waar ik af en toe naartoe ga om advies te vragen.”

 

En waar kwam die drang om liedjes te blijven schrijven vandaan? “Ik ben een redelijke denker,” begint Tom. “Ik heb veel in mijn hoofd zitten. Het schrijven van songs en het spelen van die songs is een therapie daarvoor. Dan vind ik het wel lekker om even een beetje zelfmedelijden te hebben,” zegt hij lachend. “Nee, geen zelfmedelijden natuurlijk, maar je snapt wat ik bedoel. Die uitlaatklep, wat muziek gewoon is… Ik vind ook dat ik nummers over mezelf veel overtuigender kan brengen, dat het veel sneller binnenkomt bij mensen. Ik denk dat we allemaal dat gevoel wel kennen dat je een liedje luistert, en je het gevoel hebt dat de zanger het over jou, of tegen jou heeft. Dat vind ik zo mooi, dat muziek, en misschien kunst in het algemeen, een medium is dat tijd en ruimte redelijk overstijgt. Want je zet een keer wat op een plaat, en twintig jaar later wordt het afgespeeld in een slaapkamertje van een tienermeisje, of wie dan ook. En die voelt dan heel veel bij dat nummer, dat vind ik heel mooi. Met een autobiografisch nummer kun je dat, vind ik, sneller bereiken, maar misschien kom ik daar ooit nog wel op terug. Het is wel een kant die ik wil ontdekken hoor, vanuit verhalen schrijven. Ik vind het wel te prijzen als je dat kunt. Als ik dat geloofwaardig kan brengen, dan is dat zeker iets wat ik nog wel wil proberen. Je kan natuurlijk ook in een verhalend iets kleine delen van jezelf plaatsen, dat je een soort van andere werkelijkheid creëert. Dus je hebt een verhaal over een willekeurig persoon en je doet een paar karaktereigenschappen van jou erin, of dingen die je zelf hebt meegemaakt, dat het toch nog een beetje bij jezelf ligt. Als ik ooit die kant op ga, dan zou dat mijn way to go zijn.”

 

Hoewel de muziek zelf natuurlijk op nummer één staat, is Tom ook bezig met zijn performance en de sfeer die hij neerzet met zijn muziek.  Tom: “Ik vind mezelf niet echt een arrogant persoon. Ik ben best wel toegankelijk eigenlijk, maar ik krijg heel vaak te horen van mensen die mij hebben zien optreden, mij nooit hebben gesproken, en me uiteindelijk leren kennen: ‘nou, je bent eigenlijk helemaal niet zo arrogant als ik dacht’. Dus dat is wel een dingetje. Dat krijg ik vaak te horen, dat ik een soort van hautaine uitstraling heb op het podium. Ik heb me daar wel een tijdje druk om gemaakt, maar ik heb het een beetje los gelaten. Ik heb zoiets van: je kan beter zo op het podium staan dan onzeker. Niet dat ik er dagen over na zit te denken, maar het is meer sinds dat ik aan de Rockacademie studeer, ik bewuster ben van wat ik wil uitstralen. Met Greendale wil ik een mix van een hele serieuze kant met een, tja, niet zo serieuze kant. Een vrolijke en grappige kant. We zijn gewoon met z’n vieren en we hebben de slechtste humor. Die vriendschap en die humor die zie je ook terug. Dan vind ik niet dat je dat onbelicht moet laten, maar aan de andere kant moet het ook geen grap worden. Er zit ook wel een serieuze kant aan. Misschien is een allesomvattende term dan wel een soort romantisch. Een beetje het onbereikbare, maar ook toegankelijk. Stijlvol en romantisch, dat is hetgeen dat ik uit probeer te stralen.”

 

“Greendale is in principe gewoon mijn artiestennaam en daar heb ik nu drie nieuwe muzikanten omheen verzameld,” legt Tom verder uit. “Ik profileer me nu iets meer als band, omdat het mij mogelijkheden bied. Ik schrijf nog steeds zelf, maar ik kan gewoon overleggen met die gasten. Het is nog steeds mijn project, ik wil het niet helemaal loslaten. En het is voor mij belangrijk dat ik, als ik wil, mijn werk gewoon in m’n eentje kan spelen, onder dezelfde naam. Ik heb de voornaam eraf laten vallen, zodat Greendale een soort overkoepelende term is van mijn muzikale persoon. Dit is wel echt mijn kindje en dit wil ik laten werken. Ik zie mezelf minder als een sessiegast. Dat is iets overigens wel iets wat ik erbij wil doen. Ik heb ook ingevallen bij Inlakech en dat zijn wel dingen waar ik heel blij van word. Dat is gewoon een te gekke band. Het is ook leuk om weer eens als gitarist bezig te zijn, maar Greendale is wel echt hetgeen wat ik wil laten werken en waar ik keihard m’n best voor ga doen. Dat ik er in principe zeven dagen per week mee bezig ben. Ik ben natuurlijk niet blind voor het financiële plaatje, dus dat ik er wat dingen naast zal moeten doen als lesgeven en sessieklussen. Maar ik wil nu wel echt uitspreken dat dit het voor mij wordt en daar heb ik ook vertrouwen in, dat het gaat lukken.”

 

Dit rotsvaste geloof in zijn eigen muziek heeft Tom niet altijd gehad. Ook hij moest na zijn middelbare school plots een carrièrekeuze maken: “Ik ben in 2013 begonnen met bedrijfskunde, want ik was afgewezen op Codarts. Ik was totaal onvoorbereid naar die auditie toegegaan en ben geheel terecht afgewezen. Toen dacht ik bij mezelf: nou mijn toekomst ligt hier dan niet. Ik moet gewoon iets gaan doen waar ik geld mee kan verdienen. Dus toen ben ik bedrijfskunde gaan doen. Ik heb dat drie dagen volgehouden. Toen heb ik me uitgeschreven en heb ik een tussenjaar genomen. En dat tussenjaar was echt verschrikkelijk. Ik heb me nog nooit zo waardeloos gevoeld als toen, want je hebt gewoon niks om handen. Je doet niks, je bent nergens mee bezig. En toen had ik in december dat jaar een optreden in een café. Na afloop kwam er een compleet bezopen vrouw naar mij toe. Ze pakte mijn hand en zei: “Tom, ik zie dat je zorgen hebt. Je zit niet goed in je vel, maar geloof mij, in februari krijg je alle antwoorden die je nodig hebt om je geluk terug te vinden.” Dat blijft natuurlijk in je hoofd hangen. Ik geloofde niet perse dat het uit zou komen, maar het laat je niet onberoerd als iemand dat zegt natuurlijk. Toen ben ik mezelf gaan oriënteren op vervolgopleidingen, en zag ik een reclame voor de open dag van de Rockacademie in, jawel, februari 2014. Ik dacht: nu ga ik toch maar eens een kijkje nemen. Ik was eigenlijk meteen verkocht. Ik zal niet zeggen dat het de bevestiging was, maar toen ben ik wel gaan nadenken: mensen vinden het tof wat ik doe en het is mijn grootste passie en ik zou dom zijn als ik hier niet mijn werk van zou maken.”

 

 

Waarom is Tom ooit begonnen met muziek maken? Waar komt die passie en zijn interne motivatie vandaan? “Heb je even?” begint Tom lachend. “Het is voor mij het meest vanzelfsprekende wat er is. Ik doe vanaf mijn tiende niet anders dan muziek maken. Ik heb mezelf van mijn tiende tot mijn achttiende op mijn kamertje opgesloten en elke dag vier, vijf uur alleen maar muziek gemaakt. Ik ben nauwelijks bezig geweest met uitgaan, of met meisjes. Ik was puur met muziek bezig en dat betaalt zich nu uit. Ik heb de mogelijkheid om er mijn werk van te maken. Wat Geert (van Oorschot) zei, ‘het is voor mij ademen’, op zich kan ik me daar wel in vinden. Ik zou in ieder geval niet zonder kunnen. Dat is misschien een heel cliché antwoord. We hebben ook gewoon de mogelijkheid om mensen te raken met wat we doen. Wat ik net al zei, dat meisje op haar slaapkamer dat net haar relatie heeft zien uitdoven, of iemand die een dierbare is kwijtgeraakt, of juist iemand die heel vrolijk is. Die kan een nummertje van jou opzetten en dat doet wat. Dat is gewoon heel mooi. Ook met optredens. Er komt gewoon veel los bij je en het moment dat die wisselwerking tussen jou en het publiek ontstaat, dat is beter dan drugs en alcohol. In eerste instantie is het gewoon zelfontplooiing, daar geloof ik wel in. Maar het feit dat je anderen er een plezier mee kunt doen of mee kunt helpen, dat weegt voor mij bijna net zo zwaar. Ik schrijf nummers als uitlaatklep, als een soort van halve therapie. Maar op het moment dat het is opgenomen of je speelt het voor iemand, dan is het de wereld in. Je speelt dat nummer niet altijd om jezelf te helpen, op een gegeven moment is het ook iets wat een soort collectief eigendom is. Dan is het gewoon van iedereen.”

 

 

 

 

The Cavern

okt 2015

nov 2015

Greendale

nov 2015

bottom of page